Je hoort de term tegenwoordig steeds vaker: huisdierenarts. Meestal wordt daarmee een dierenarts bedoeld die fungeert als ‘huisarts voor dieren’, hoewel sommigen er ook wel ‘arts voor huisdieren’ mee bedoelen. Hoe dan ook, het woord duidt wat mij betreft op een positieve ontwikkeling, namelijk de keuze voor een vaste of eigen dierenarts waar eigenaren met hun dier terecht kunnen voor eerstelijnszorg. Net zoals mensen bij de huisarts. Het klinkt zo logisch, maar toch is een vaste relatie van een eigenaar met een dierenarts(enpraktijk) niet vanzelfsprekend in onze vrije markt.
De mededingingsautoriteit in Groot-Brittannië stelt zich bijvoorbeeld op het standpunt dat eigenaren als échte consumenten gemakkelijk van dierenarts moeten kunnen wisselen. Alsof het telefoonproviders zijn. Dat komt de concurrentie namelijk ten goede en dat zou dan een drukkend effect hebben op de tarieven. De Britse beroepsorganisatie RCVS wordt geacht dit mede mogelijk te maken door nadere regels te stellen op het gebied van transparantie, zodat consumenten eenvoudig prijzen voor diagnoses en behandelingen kunnen vergelijken. Dat dit ‘shoppen’ in de hand werkt, vindt men niet nadelig. En inderdaad zijn er ook in Nederland veel mensen die er zo over denken: voor het één ga ik naar die dierenarts, en voor het andere naar een ander. Of ze googlen even waar ze deze keer het goedkoopste uit zijn. Met AI hebben ze namelijk ook al een aardig idee van de aandoening én de behandeling die ze willen hebben voor hun dier.
Maar uit oogpunt van goede diergeneeskundige zorg is dit zogenaamde shoppen natuurlijk een ramp! Voor preventie en zorg op maat is het goed om de patiënt gedurende de hele levensloop te kunnen volgen. Ook helpt het om de eigenaar wat beter te kennen om goed in te kunnen schatten wat hij of zij overheeft voor een bepaalde behandeling. Niet zozeer in euro’s, maar vooral in tijd en zorg, bijvoorbeeld voor een dier met een chronische ziekte. Het is voor een eigenaar niet prettig deze precaire gesprekken te voeren met telkens een andere dierenarts en/of paraveterinair. Uiteraard moet het mogelijk zijn en blijven om van dierenarts(enpraktijk) te wisselen, maar niet per bezoek! Tien-tegen-één werkt dit snelle wisselen namelijk kostenverhogend voor de eigenaar, omdat elke patiënt, in elk voorkomend geval, helemaal opnieuw moet worden bekeken.
Er zijn veel goede redenen om een vaste ‘huisdierenarts’ te hebben. De belangrijkste is mijns inziens dat er een vertrouwensrelatie kan ontstaan, die ook de behandeling en therapietrouw ten goede komt. In de humane geestelijke gezondheidszorg spreekt men van een therapeutische basis: de kwaliteit van de emotionele band en samenwerking met een cliënt die cruciaal is voor het succes van een behandeling. Het gaat daarbij onder meer over een persoonlijke, emotionele band gebaseerd op vertrouwen en veiligheid. Nu hoor ik u denken: ‘diergeneeskundige zorg is toch geen geestelijke gezondheidszorg?’ Dat klopt, maar ook in de diergeneeskunde zijn vertrouwen en samenwerking met de eigenaar cruciaal voor het succes van de behandeling. Dit werkt nu eenmaal beter met ‘vaste klanten’ dan met toevallige passanten die uit zijn op stuntprijzen.
En ook niet onbelangrijk in de eerste lijn: het werken met vaste klanten is ook fijner voor de veterinaire professionals zelf. Dierenartsen en paraveterinairen die lang gepassioneerd blijven in de praktijk, vinden meestal helemaal hun draai omdat ze de eigenaar-digheden van hun patiënten goed kennen. Eigenaren weten omgekeerd ook beter wat ze van hen mogen verwachten, dus de gesprekken verlopen soepeler, ook al bevatten deze soms slecht nieuws. Indirect voorkomt dit (tucht)klachten en grensoverschrijdend gedrag. Dus wat mij betreft heeft iedere eigenaar in Nederland straks een eigen ‘huisdierenarts’ naar keuze. Goed voor mens en dier, én voor de portemonnee.