FVE-voorzitter: ‘Ruimen van vee is van geen enkele tijd’

Als morgen mond- en klauwzeer (MKZ) uitbreekt, staat veehouders opnieuw een tragedie met ruimen te wachten. Het is een spookbeeld voor Rens van Dobbenburgh. Hij pleit voor vaccineren waar mogelijk.

Als voorzitter van FVE (Europese federatie van dierenartsenorganisaties) vertegenwoordigt Rens van Dobbenburgh 300.000 dierenartsen in heel Europa. Dat een Nederlander op die positie zit, vindt hij belangrijk, gezien de grote internationale positie van Nederland in de agrarische wereld.

Het woord agrarisch ondernemer zet bij hem de stekels overeind. “Ik ben een fervent tegenstander van woorden als veterinair of agrarisch ondernemer. Als je wilt vervreemden van de samenleving, moet je dat soort woorden gebruiken. Niemand spreekt de bakker aan als bakkend ondernemer. Een boer is een boer en heeft verstand van dieren. Boeren moeten net als dierenartsen trots zijn op hun naam en hun vak. Uitstralen dat ze een bijzondere tak zijn van de economie en niet zomaar eentje van de economie.”

We lijden aan het syndroom dat de Nederlandse methode de enig juiste is

Hoe doet Nederland het in Europees opzicht qua diergezondheid? Zijn we het beste jongetje van de klas?

“Nederland is een kwalitatief extreem goed en efficiënt georganiseerd land. We hebben goede boeren, goede dierenartsen en een goede Gezondheidsdienst voor Dieren. Wij denken dat we de beste zijn en we lijden aan het syndroom dat de Nederlandse methode de enig juiste is. Wat ik internationaal zie, is dat er andere en vergelijkbare wegen zijn die naar Rome leiden.

Daarom, boeren en dierenartsen, kijk ook goed over de grens. Kijk naar omringende landen, zoals Duitsland, waar ze al jaren bezig zijn met programma’s tegen rundveeziekten als IBR en BVD, die in Nederland met moeite van de grond komen. Wij doen het over het algemeen best goed, maar andere landen doen dat ook. Neem de milieuregelgeving. Landen als Denemarken, Zweden, Noorwegen hebben regelgeving die buitengewoon streng is. Daarin zijn wij nu weer niet uniek.”

Waarin is Nederland wel uniek?

“We zijn een van de dichtst bevolkte landen ter wereld met een enorme concentratie dieren. Daar worstelen we mee. We lopen tegen een grens aan ten aanzien van de omvang van de veehouderij. Dan gaat het om de fysieke draagkracht van de omgeving en ook om de mentale draagkracht van de niet-landbouw georiënteerde bevolking. Die heeft een vaak niet goed gestoelde mening over de veehouderij voor een deel gebaseerd op de ervaring met dierziekten als MKZ en BSE, maar ook varkenspest rond de eeuwwisseling. Het is niet onopgemerkt gebleven wat daar allemaal gebeurde.

Het beroerde is dat we weer iets vergelijkbaars krijgen als we weer net als toen dieren moeten ruimen. Dat is een schrikbeeld. Het zal niet helemaal vergelijkbaar zijn, maar in wezen is het niet anders. Of je mag niet inenten of je hebt geen vaccin zoals nu bij de Afrikaanse varkenspest. Als ik slecht slaap, gaat het daarover.”

De retail wil gevaccineerde dieren niet, want de consument wil ze niet

Je kunt preventief inenten, ruimen is toch niet van deze tijd?

“Het ruimen is van geen enkele tijd, gezien de impact op boeren, dierenartsen en op het algemene publiek. We moeten ten koste van wat dan ook voorkomen dat we weer in zo’n situatie geraken. De EU kan nu toestemming geven om te vaccineren, maar we hebben een probleem. De handel accepteert die gevaccineerde dieren niet. De retail wil ze niet, want de consument wil ze niet. Daar stagneert het. Het gekke daarbij is dat in deze discussies de retail en de consumenten niet aan tafel zitten. Ergens gaat iets fout.”

Waarin loopt Nederland voorop?

“Bij antibiotica. Als je de Wereldgezondheidsorganisatie WHO vraagt, en de FVE ondersteunt dat, wat de twee grootste problemen voor de volksgezondheid zijn, dan zijn dat antimicrobiologische resistentie en de besmettelijke en zoönotische dierziekten zoals covid. Hoe kunnen we tot een verantwoord gebruik van antibiotica bij dieren komen voordat er echt grote brokken ontstaan rond ongevoeligheid van bacteriën en grote aantallen mensen overlijden?

Het bewustzijn hiervoor was er in Nederland en enkele andere landen vrij vroeg en het is serieus aangepakt. Wij zijn vroeg begonnen met het stoppen met preventief gebruik van antibiotica, denk aan droogzetters in de melkveehouderij. In een aantal landen moet dat allemaal nog opgezet worden. Het is kort dag. In januari 2022 gaat een nieuwe Europese diergeneesmiddelenverordening in met regels rond verantwoord antibioticum gebruik, regels waaraan wij al meer dan tien jaar geleden begonnen zijn. Het is heel belangrijk, ook wereldwijd.

Er zijn nog heel veel landen waar ze niets doen en waar je de meest geavanceerde antibiotica die wij niet meer mogen gebruiken voor een paar kwartjes kunt kopen. Het verschil tussen de EU en de rest van de wereld is zorgelijker dan de verschillende snelheden tussen de EU-landen onderling.”

Zolang mensen dieren houden, zullen mensen geïnfecteerd raken door zoönosen

Wat is het voordeel?

 

“Een tijdje geleden reed ik rond met collega’s in Nieuw-Zeeland, die zich ongelooflijk ongerust maakten. ‘Als jullie melk naast onze melk op het schap komt te staan, krijgen wij een probleem. Op jullie melk staat dan geen antibiotica en de Nieuw-Zeelandse wel met antibiotica’.”

Zoönosen ziet de WHO ook als een groot probleem. Zie nu Covid-19, het virus dat van dier op mens is overgestapt.

“Zolang mensen dieren houden, zullen mensen geïnfecteerd raken door zoönosen. Dat is van alle tijden. 60% van alle ziekten (en 70% als het om de zeer besmettelijke gaat) is zoönotisch van aard, dan praat je over covid, ebola en honderden andere ziekten. Koeien spelen daarin ook een rol. Dat er heel veel zoönosen zijn, wil niet zeggen dat ze altijd een bedreiging vormen. In Nederland hebben we een intensief netwerk van dierenartsen en boeren die voortdurend de gezondheid van de veestapel in de gaten houden en verstand van zaken hebben. We hebben een enorme mate van controle op onze veestapel. We kennen elkaar, afstanden zijn kort. Het zijn van een klein land is geen nadeel.

Grotere aantallen dieren vragen wel meer zorg, maar voldoende aandacht van de boer valt goed op te lossen

Met goede controle en supervisie zijn ziekten in de hand te houden, maar je kunt altijd iets krijgen dat uit de hand loopt. Grotere stallen, grotere koppels, gaat dat ten koste van diergezondheid en -welzijn? Als je een gemiddelde Amsterdammer vraagt ben je voor of tegen megastallen, is het antwoord tegen. Als je dan vraagt hoeveel dieren er in een koeienstal staan, zie je ze eerst nadenken en dan hebben ze het over duizenden. Ze hebben er vaak geen benul van. Grotere stallen gaan zeker niet ten koste van diergezondheid en welzijn. Grotere aantallen vragen wel meer zorg, maar voldoende aandacht van de boer valt goed op te lossen en hoeft niet achteruit te gaan.

Heel anders is het als het gaat om het risico voor uitbraken van dierziekten. Als je grote stallen hebt met veel dieren, moet je ook verder kijken naar nabijgelegen stallen in de regio. Als je dan MKZ krijgt, een van de meest besmettelijke virusziekten, dan is het risico van massale uitbraken groot. Als er iets gebeurt, ben je de klos. Gelukkig hebben we de afgelopen jaren niks gehad, maar het is en blijft een groot risico.”

De Europese Commissie wil naar 25% biologisch. Is dat goed voor de gezondheid?

“Je kunt niet zeggen of het gezonder of minder gezond is, Biologisch heeft voordelen, zoals tragere groei en meer ruimte, maar ook nadelen, zoals minder goed kunnen ingrijpen met de juiste diergeneesmiddelen. Er staat nog steeds vermeld dat homeopathisch de eerste keus is bij behandeling. Veel dierenartsen zijn het daarmee niet eens. Het betekent dat je geen antibiotica kunt gebruiken waar ze wel vereist zijn. Een koe met mastitis wil ik met een passend antibioticum kunnen behandelen. Los daarvan is biologisch wel een van de concepten waar ik positief tegenover sta. Je hebt alle varianten nodig om het als veehouderij goed te doen.”

Advertentie

Om te kunnen reageren op een bericht dient u ingelogd te zijn.


Inloggen