Onderwijzers maken zich zorgen, hoor ik op het nieuws. Het ‘klasgevoel’ heeft te lijden gehad onder de coronacrisis. Dat de leerlingen door de lockdowns een cognitieve achterstand hebben opgelopen, is aan de ene kant goed verklaarbaar, maar blijkbaar komen ze ook iets ongrijpbaars te kort. ‘Zonder relatie geen prestatie’ lees ik. Het gebrek aan klasgevoel leidt bij de leerlingen tot passiviteit en zelfs stilstand in ontwikkeling. Als ‘coronavoorzitter’ van de KNMvD herken ik dat wel. Ook ons klasgevoel is weggezakt. Vroeger wilde ik nog weleens mopperen op het vergadercircuit, de overvolle agenda’s, de slappe automatenkoffie, de broodjes kaas bij wijze van avondmaaltijd en de eeuwige laatkomers.
Maar nu niet meer! Tegenwoordig ben ik bij elke vergadering heel erg blij om iedereen weer te zien. En dan bedoel ik ook écht iedereen. De slapste broodjes smaken gewoonweg verrukkelijk in het goede gezelschap van onze paarse familie. Een familie die zich trouwens niet beperkt tot de leden van de KNMvD. Ik bemerk ook in overleg met andere organisaties een warm verlangen naar verbinding. Zo werd de Veterinaire Hub – een netwerk van ruim tien veterinaire organisaties – laatst hartelijk ontvangen bij de Royal GD. Dat voelde als een hernieuwde kennismaking en thuiskomen tegelijk. En ook het overleg met formele gesprekspartners als de overheid en de faculteit verloopt buitengewoon constructief doordat we weer met goede zin bijeen kunnen komen.
"Het is de gemêleerde groep van dierenartsen en aanverwanten – het ‘paarse nest’ in veterinaire termen – die de grote prestaties mogelijk maakt" -
Het klasgevoel van de KNMvD, in de meest inclusieve zin van het woord, is niet vanzelfsprekend. Maar wel erg belangrijk. Ook onze paarse familie heeft te leiden gehad van de individualisering, de scoringsdrang en de polarisatie van de samenleving. De ‘ophakkerij’ zoals Theo Tijssen, auteur van onder meer het boek De Gelukkige Klas, het noemde. Hij doelde daarmee op de grove versimpeling van complexe vraagstukken, zoals het klasgevoel dat zoveel rijker is dan de som der delen. ‘Je kunt een klas plagen, vleien, doen lachen, beven, een klas heeft een eigen ziel,’ schreef Tijssen. En zo is het ook met de veterinaire gemeenschap, die al heel wat grote denkers heeft voortgebracht. Maar geen enkel bijzonder persoon, briljante geest of geweldig karakter stijgt alléén tot grote hoogte. Het is juist de gemêleerde groep van dierenartsen en aanverwanten – het ‘paarse nest’ in veterinaire termen – die de grote prestaties mogelijk maakt.
Hoewel het individueel presteren en het rendementsdenken onderdeel zijn van de uitoefening van ons vrije beroep, moeten wij er iets essentieels tegenoverstellen om onze gemeenschappelijke missie gestalte te geven. Werkelijk excelleren als beroepsgroep is een onderling geschenk, geen individuele verdienste. Wij kunnen onze collectieve doelen, die een groot maatschappelijk belang dienen, alleen behalen als wij op een vruchtbare manier met elkaar omgaan. Door te streven naar een goede en betekenisvolle verbindingen tussen dierenartsen en hun organisaties. Ieder van ons heeft de beschikking over cognitieve flexibiliteit vanwege onze veelzijdige opleiding, kennis en ervaring met vele diersoorten. Maar alleen door nieuwsgierige, collegiale interactie met alles wat zich elke dag weer aandient, kunnen we de synergie verzilveren. Of beter gezegd: verpurperen tot heil van dier en mens.