In het afgelopen decennium is er steeds meer aandacht gekomen voor het gebruik van Evidence Based Veterinary Medicine in de dagelijkse praktijk. Onderzoek heeft echter aangetoond dat het simpelweg presenteren van wetenschappelijk bewijs niet leidt tot een verandering in het handelen van professionals.

Met richtlijnen wordt beoogd dit gat tussen wetenschap en praktijk te overbruggen door op basis van wetenschap aanbevelingen, instructies en advies te geven over (be)handelingen in de dagelijkse praktijk. Er wordt wel sterk gelet op de toepasbaarheid van het handelen in de praktijk.

De richtlijnencommissie

De richtlijnencommissies vallen hiërarchisch onder de clusterbesturen. De richtlijncommissie draagt zorg voor de onderwerps- en revisiekeuze van de richtlijnen. Daarbij wordt in kaart gebracht welke richtlijnen de meeste prioriteit hebben om ontwikkeld dan wel gereviseerd te worden. Tevens hebben de leden van de richtlijncommissies een rol bij de kwaliteitscontrole van de conceptrichtlijnen. Een richtlijncommissie bestaat uit minimaal vier en maximaal acht ervaren (praktiserende) dierenartsen en wordt ondersteund door de clustermanager van het bureau van de KNMvD. De leden worden benoemd door de clusterbesturen.

Nadat een onderwerp is geselecteerd wordt een richtlijnwerkgroep opgericht. Deze bestaat uit practici, specialisten en eventueel andere professionals. Concept 1 wordt aan 25 random geselecteerde dierenartsen voorgelegd en aan deskundigen. Naar aanleiding van de opmerking wordt het concept 2 geschreven, welke naar de autorisatiecommissie gaat.

Commissieleden

Gezelschapsdieren
  • Drs. M.N.D. Lamberts
  • Drs. H.A.N. Mulders
  • Mw. dr. C.J. Piek
  • Drs. A.J. van Toor
Paard
  • Dr. R.A. van Nieuwstadt
  • Drs. C.M. de Bruijn
  • Drs. J.A. Smak
  • Drs. K. van Muiswinkel
  • Drs. L.C. Kranenburg
Landbouwhuisdieren
  • Dr. D.C. Speksnijder
  • Drs. J. Brand
  • Drs. R.B.M. Bomers
  • Drs. ing. J.P. Uiterwaal
  • Drs. J.S. Gelauf