Uit volle borst meezingen graag

Wij krijgen van jonge dierenartsen spijtig genoeg vaak te horen dat ze de waarde van het lidmaatschap van de KNMvD niet of nauwelijks inzien. Het is in elk geval niet iets waar ze vanzelfsprekend een paar honderd euro voor over hebben. Het gevolg is dat we inderdaad maar een lage dekkingsgraad hebben bij onze jongste generatie. We krijgen bij de gesprekken met jonge leden soms zelfs persoonlijk het verwijt, niet genoeg voor ze te doen.

Mijn primaire reactie is: verdedigen, uitleggen en aantonen dat wij weliswaar contributie heffen, maar deze nuttig besteden. Maar dat helpt niet. Want dergelijke verwijten vertolken een gevoel. En het is contraproductief om onaangename gevoelens te bestrijden met feitelijkheden. Dat zal iedere dierenarts kunnen beamen in relatie tot al-dan-niet-redelijke klachten van emotionele eigenaren. Het is ook niet wijs om de aantijgingen al te persoonlijk op te vatten. Maar het is wel verstandig in de spiegel te kijken. Vormen wij zo’n gesloten bolwerk, dat jonge dierenartsen de KNMvD zien als een onwankelbare vesting? Voelen zij zich wel hartelijk uitgenodigd deel te hebben aan de missie van de KNMvD, die nota bene vooral betrekking heeft op hun eigen professionele ontplooiing?

Sommige oudere dierenartsen wijten de terugloop in het aantal leden aan onvoldoende zichtbaarheid van de KNMvD. Wij worden opgeroepen ‘beter te communiceren’, waarmee ze eigenlijk hetzelfde zeggen. Zij weten uit ervaring dat de vereniging belangrijk is en dragen eraan bij, maar meer uit plichtsbesef dan uit passie voor de club.

Maar eerlijk gezegd is veel van wat wij doen, oersaai. Eén van de belangrijkste taken is lobbyen: bij de overheid bepleiten dat wet- en regelgeving passend en proportioneel is voor ons handelen in de dagelijkse praktijk. Denk daarbij aan de beschikbaarheid van cruciale antibiotica of concrete nieuwe behandelmethoden. Het is geduldwerk, want er gaan soms decennia overheen, voordat eventuele wetswijzigingen zijn doorgevoerd. Maar we moeten wel continu alert zijn, want de politiek kan ons plotseling voor ingrijpende verrassingen plaatsen. Het is bovendien als simultaan schaken, want wet- en regelgeving komt op verschillende niveau’s tot stand (Europees, nationaal, provinciaal en soms zelfs gemeentelijk). Ik durf te stellen dat de KNMvD hier succesvol in is, mede dankzij de Federation of Veterinarians of Europe (FVE) waar we actief aan bijdragen. Maar het is niet zo, dat wij wekelijks melding kunnen maken van het behalen van een belangrijke mijlpaal. En áls het dan eindelijk zo ver is, kent het succes vele vrienden. Zoals recent bij het beschikbaar komen van een nieuwe behandeloptie voor Feline Infectieuze Peritonitis.

Ik snap dus ergens wel dat jongeren niet warmlopen voor de KNMvD. Zij zien een handjevol ouderen, die ergens achteraf bezig zijn met belangwekkende dossiers. Daar ga je niet van zingen ‘ja dat voelen wij’. Ik verwacht dan ook niet, dat wij erg veel leden gaan werven met betere zichtbaarheid. Waar ik wél heil in zie, is meer aandacht voor elkaar. Als wij onze professionele ontplooiing echt serieus nemen – en dat doen we – moeten we elkaar bijstaan. Wij moeten tegen elkaar aan kunnen hangen als het tegenzit, of weer eens uitbundig feesten als we iets te vieren hebben. Wij kunnen trouwens niet om elkaar heen, want geen enkele dierenarts kan de wettelijke zorgplicht in zijn eentje dragen. Wij vormen samen één groot symfonieorkest. Daarom was ik persoonlijk erg ontroerd door de professionele opname van het Absyrtus, waar vele jonge en oude collega’s aan hebben meegedaan (daarover later meer). De bijna tastbare, goede gemeenschapszin is de onbetaalbare kurk waarop de zaak drijft. Ik hoop dat wij – ontwakend uit de coronaslaap- deze gemeenschapszin weer kunnen aanwakkeren. Als dát is wat de jonge dierenartsen bedoelen met ‘jullie moeten meer voor mij doen’, dan teken ik ervoor. Maar dan wel uit volle borst meezingen graag!

 

Advertentie

Om te kunnen reageren op een bericht dient u ingelogd te zijn.


Inloggen