“Ik ben geschrokken van de oprechte wanhoop in de ogen van redelijke mensen”, zei Remkes in zijn toelichting van zijn rapport over de stikstofcrisis. En hij toonde begrip voor de woede over de wijze waarop de politiek, de media en wat hij noemt ‘de culturele voorhoede’ de boeren in het verdomhoekje hebben geplaatst. Want zei hij: “Er is geen boer te vinden die niet om de natuur geeft”. Onze collega’s die werkzaam zijn in de landbouwhuisdierensector kunnen dit bevestigen; ook zij hebben de afgelopen maanden de machteloze boosheid geproefd aan de keukentafel bij de veehouders.
Boosheid mag nooit reden zijn voor wetsovertreding of intimidatie, maar moet wel kunnen rekenen op begrip. Anders is er geen gesprek mogelijk, leert ook mijn ervaring. Uitgerekend afgelopen week stuurde iemand mij een bladzijde toe uit een leerboek Nederlands op het VMBO. Het betrof passages uit een NRC-artikel uit 2016 van Arabella Burgers, voorzitter van de Caring Vets, waarin zij niet alleen stevig uithaalt naar dierenartsen, maar ook naar de KNMvD. Nadat zij achtereenvolgens een aantal voorbeelden geeft van dierenleed, schrijft ze: “Het economisch belang van de melkvee-industrie zou voor de KNMvD geen argument moeten zijn… het houderijsysteem is dieronvriendelijk; de koeien worden tot het uiterste gedreven, pijnlijke klauwproblemen, uierontstekingen en andere infectieziekten worden als aanvaardbaar gezien, bij het minste of geringste worden ze ‘geruimd’ omdat ze niet meer kunnen door uitputting”. Ik heb veel respect voor de Caring Vets – zij zijn onze ‘culturele voorhoede’ en mogen ons oproepen op te komen voor dierenwelzijn – maar het deed wel héél veel pijn dit gebeiteld te zien in een algemeen leerboek voor de middelbare school, zonder context of de gelegenheid om te reageren. Ik moest gewoonweg tot tien tellen. Want ik ken geen één dierenarts die niet om dieren geeft.
"Alsof je de longarts verwijt dat de patiënt blijft roken" - Sophie Deleu
Uiteraard zijn er veranderingen nodig in de wijze waarop wij met dieren omgaan. In alle takken van sport die de diergeneeskunde rijk is, zijn er pijnlijke kwesties: schadelijke uiterlijke raskenmerken, doorgeslagen prestatiedruk in de sport, onkunde bij dierhouders, gebrek aan tijd en ruimte voor dieren om te groeien, stress door hitte of transport. Niets menselijks is de dieren vreemd. Maar ik vind dat de collega’s die met veel eer en waardigheid diergeneeskundige zorg verlenen aan dieren die onder de huidige omstandigheden gehouden worden – met alle beperkingen van dien – begrip verdienen. Zij maken er elke dag het beste van. Hen schuld en schaamte aanwrijven, vind ik ongepast. Alsof je de longarts verwijt dat de patiënt blijft roken. Dergelijke aantijgingen helpen niet bij het goede gesprek dat wij wél moeten en kunnen voeren. Zelf ben ik daarom meer van de verlanglijstjes: middelen om langs positieve wegen naar verbetering te streven. Deze ‘wat-kan-wel-mentaliteit’ past ook beter bij de KNMvD als beroepsvereniging. Denk aan een whitepaper op het gebied van paardenwelzijn, onze participatie in Fair Dog met het oog op gezonde en sociale honden, en onze bijdrage aan het streven naar circulaire landbouw. Vers van de pers op dit gebied is ons position paper over stikstof en duurzaamheid, waarin het dier centraal staat. In ons ‘constructieve streven’ ligt vanzelfsprekend besloten dat wij afscheid moeten nemen van bepaalde verouderde patronen in de omgang met dieren. De samenleving verandert en de mens-dierrelatie ontwikkelt zich in hoog tempo mee. Maar laten wij als collega’s elkaar niet tot wanhoop drijven in deze zoektocht. Het is juist de kunst om een gezamenlijke verlanglijst te maken voor een betere toekomst voor dieren.