Amendement Wet Dieren: reden tot paniek?

De afgelopen weken is het volop in het nieuws geweest: een amendement van de Partij voor de Dieren (PvdD) op de Wet Dieren. Het voorstel was om een regel toe te voegen aan het eerste lid van artikel 2.1. Dat artikel luidt nu:

“Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.”

Daar wordt het volgende aan toegevoegd:

“Onder een redelijk doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald houderijsysteem of een bepaalde wijze van huisvesting.”

Het amendement is inmiddels aangenomen door de Eerste en de Tweede Kamer en is daarmee dus een feit. Dit heeft flink wat stof doen opwaaien. Eerst in de landbouwhuisdierensector, maar later onder andere ook in de gezelschapsdierensector. Want het amendement is dusdanig open geformuleerd dat het zo te interpreteren is, dat vanaf 1 januari 2023 vogels en konijnen niet meer in kooien gehouden mogen worden, katten altijd buiten gehuisvest moeten worden en honden niet meer aan de lijn uitgelaten mogen worden. Maar ook voor de landbouwhuisdierensector kan het amendement van grote betekenis zijn. Denk bijvoorbeeld aan het onthoornen van runderen en geiten en het couperen van varkensstaarten.

In het vragenuur van de Tweede Kamer op 1 juni 2021 (voor de geïnteresseerde lezer ongeveer vanaf minuut 39) geeft demissionair minister Schouten aan dat zij nog erg goed moet kijken naar de nadere invulling van het amendement. Het is dus nog niet bekend wat precies de gevolgen van deze wetswijziging kunnen zijn.

Wat vindt de KNMvD?


In beginsel onderschrijft de KNMvD de onderliggende gedachte van  het amendement. De KNMvD pleit zelf ook al lange tijd voor een centrale rol van diergezondheid en -welzijn binnen dierhouderijsystemen. Dit komt ook duidelijk terug in haar standpunten couperen van varkensstaarten (december 2017) en lichamelijke ingrepen binnen de diergeneeskunde (een samenvoeging van de standpunten onthoornen van kalveren uit december 2013 en pijnbestrijding bij lichamelijke ingrepen uit oktober 2014). Deze centrale rol van het dier is ook stevig verankerd in het strategisch beleidsplan van de KNMvD.

De KNMvD is dus tegen het aanpassen van het dier aan het houderijsysteem. De KNMvD plaatst hier echter wel een hele duidelijke kanttekening bij: het houderijsysteem moet wel geheel aangepast zijn aan de behoeften van het dier voordat er voorgoed afscheid genomen kan worden van bepaalde lichamelijke ingrepen. Zolang dat namelijk niet het geval is, heeft het niet uitvoeren van de ingreep een grotere negatieve impact op het welzijn van het dier dan wanneer de ingreep wel wordt uitgevoerd. Het amendement moet lopende initiatieven om ingrepen terug te dringen niet frustreren en veehouders moeten, ook in financieel opzicht, voldoende in staat worden gesteld om de gevraagde omslag te maken.

Kortom: er zal heel goed nagedacht moeten worden over de invulling van het amendement. Niet alleen over de juridische en economische aspecten, maar vooral ook over dierenwelzijn en diergezondheid. Daarvoor is kennis en kunde nodig, die vaak al in de betreffende sector aanwezig is. Onmisbaar daarbij is de diepgaande kennis van de dierenarts over dierenwelzijn en diergezondheid. Tegelijkertijd hebben dierenartsen een belangrijke positie om veehouders te ondersteunen bij het maken van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan de transitie naar een duurzame veehouderij en hobbydierhouderij. De KNMvD wil in het kader van onze zorgplicht graag betrokken zijn bij de praktische uitwerking van het amendement, indien gewenst ook bij de andere diersoorten waarvoor we een zorgplicht hebben.

 

 

Advertentie

Om te kunnen reageren op een bericht dient u ingelogd te zijn.


Inloggen