In 2011 is Duitsland begonnen met een landelijk, verplicht eradicatieprogramma voor BVD voor alle runderen. Terwijl ze erg goed op weg waren en het aantal gevonden persistent geïnfecteerde dragers (PIs) terug begon te lopen, kwam daar ineens een uitbraak van BVD type 2 in 2012.
Deze zorgde naast grote klinische problemen ook voor problemen met het eradicatieprogramma. Mark Holsteg van het landbouwinstituut in Nord Rhein Westfalen vertelde op het laatste BVD Expertpanel welke invloed de uitbraak heeft gehad.
Er zijn uiteraard bij elk eradicatieprogramma meerdere wegen die naar Rome leiden. Omdat in de verspreiding van BVD de PIs het grootste risico vormen, is in Duitsland gekozen te beginnen met het testen van alle kalveren jonger dan zes maanden via oorbiopten en het afvoeren van de PIs. Vaccineren werd niet verplicht gesteld maar wel gestimuleerd met een subsidieregeling. Er is een landelijke database waar alle bloeduitslagen en vaccinaties per veehouder worden bijgehouden. Zowel veehouder als staatsdierenarts kunnen deze informatie inzien.
Het programma werd aangescherpt in 2016. Hiervoor werd het volgende stappenplan opgezet:
De kosten van het testen zijn voor de veehouder zelf en er is geen vergoeding voor te ruimen dieren. Sinds 2011 zijn er 47.000 dragerdieren opgespoord. Intussen is 99,7 procent van de bedrijven in Duitsland onverdacht en is het percentage jaarlijks gevonden dragers gedaald van 0,48 procent naar 0,02 procent. De uitdovingsfase duurt echter heel lang, ook staten waar de beginprevalentie erg laag was, zijn nog niet 100 procent BVD-vrij. Een van de oorzaken van deze lange uitdovingsfase zijn waarschijnlijk transiënt geïnfecteerde (TIs) dieren die de infectie in stand houden, maar niet opgepikt worden door de oorbiopten. Deze dieren bleken zeker in het geval van de BVD type 2-uitbraak de grote boosdoeners.
In november 2012 ging het op een melkveebedrijf met honderd koeien in Noord Rein Westfalen behoorlijk fout. Het bedrijf kreeg te maken met ernstige luchtwegontstekingen, verwerpers, dode koeien en dode kalveren. De zieke dieren presenteerden zich met zeer ernstige verschijnselen, hoge koorts, hemorraghische diarree, mucosal disease-achtige lesies in de bek en een zeer ernstige immuunsuppressie. Alhoewel BVD op sectie in december werd gediagnosticeerd duurde het tot januari tot bevestigd werd dat dit BVD type 2 betrof. Tegen die tijd waren er echter al meerdere bedrijven met klachten en liet de biosecurity zowel op als tussen de bedrijven nog te wensen over. Omdat alle dieren die verplaatst waren in de tussentijd wel oorbioptnegatief waren, bleek later dat de TIs de oorzaak waren van de verspreiding van het virus tussen de bedrijven. Het virus bleek dusdanig pathogeen dat er geen enkele PI gevonden werd. Alle foetussen werden direct geaborteerd. Na onderzoek bleek dat een klein aantal van de TIs zelfs langer dan tien weken viremisch bleven, ten opzichte van enkele dagen bij BVD type 1.
Opvallend aan deze uitbraak was dat de verschijnselen op bedrijven waar wel gevaccineerd werd tegen BVD (type 1), de klinische verschijnselen minder erg waren. Ook leek enige mate van maternale immuniteit te bestaan bij de jongste kalveren als gevolg van deze enting. De verschillen in mortaliteit tussen de bedrijven (10 tot 50 procent) kunnen waarschijnlijk daardoor verklaard worden.
Naar aanleiding van deze uitbraak en met name de lange viremie zijn de transportregels aangescherpt rond bedrijven waar nu een positief dier wordt gevonden. Naast veertig dagen volledige sluiting van het bedrijf mogen alle drachtige dieren en de jongste kalveren die aanwezig zijn op het moment dat een positief dier gevonden wordt, niet weg tot de laatste drachtige koe gekalfd heeft en haar kalf BVDV-negatief blijkt te zijn.
Naast het belang van TIs in de verspreiding werd ook goed duidelijk dat vaccinatie zijn vruchten af kan werpen. Het liefst zou Mark Holsteg zien dat vaccinatie verplicht wordt, omdat ook nu gezien wordt dat zodra het directe gevaar van BVD type 2 geweken was, het aantal bedrijven dat vaccineerde weer afnam. Zonder vaccinatie blijft een bedrijf gevoelig en zou een nieuwe uitbraak van BVD type 1 of 2 kunnen toeslaan zolang Duitsland nog niet geheel BVD-vrij is.
Als laatste zijn er duidelijke lessen getrokken omtrent biosecurity op en tussen bedrijven. Bedrijven die de kalveren goed gescheiden konden huisvesten van de koeien, hadden aanzienlijk minder problemen bij de kalveren. Ook dierenartsen die voorheen met dezelfde laarzen en overall van het ene naar het andere bedrijf gingen, pasten hun beleid aan. Gelukkig is bedrijfskleding en goede biosecurity inmiddels de standaard.
Dit artikel is gebaseerd op de bijeenkomst van het BVD-expertpanel op dinsdag 16 mei 2017, in Leuvenum. Het BVD-expertpanel is een onafhankelijk panel met expertise over BVD. De panelleden zijn rundveedierenartsen, wetenschappers, medewerkers van onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven. Het panel komt twee keer per jaar bijeen. Boehringer Ingelheim facilteert de bijeenkomsten. Meer informatie: www.bvdexpertpanel.nl.