In deze richtlijn vindt u als dierenarts aanbevelingen en handvatten voor het maken van de juiste keuzes met betrekking tot diagnostiek en behandeling van bacteriële urineweginfecties van honden en katten. Het uitgangspunt daarbij is om onnodig gebruik van antimicrobiële middelen tegen te gaan en het risico op het ontstaan en de toename van resistentie te minimaliseren.
De richtlijn is opgesteld door een daartoe geïnstalleerde, multidisciplinaire werkgroep, in opdracht van het bestuur van de KNMvD. De richtlijn vertegenwoordigt de geldende professionele standaard ten tijde van de opstelling en is niet te beschouwen als wettelijk voorschrift.
De richtlijn is 4 november 2013 gepubliceerd en is door het bestuur van de KNMvD 10 januari 2014 vastgesteld.
De richtlijntekst is opgedeeld in drie delen. Deel 1 geeft in het kort de belangrijkste aanbevelingen weer. Deel 2, de hoofdtekst, bevat de toelichting op deze aanbevelingen. De onderbouwing van de aanbevelingen vindt u in deel 3: de eindnoten. De urgentie van een aanbeveling is afhankelijk van de kwantiteit en kwaliteit van het onderliggende bewijs. Deze urgentie blijkt uit de bewoording van de aanbevelingen.