‘Gehaaste mensen kunnen geen liefhebbende mensen zijn.’ Dit citaat van de Amerikaans auteur John Mark Comer in Trouw, trof mij laatst in het paarse hart. Hoe moet ik dit rijmen met de intenties van de talloze veterinaire professionals om in weinig tijd ‘het goede’ te doen voor dieren en hun eigenaren? In beeldbepalende uitingen over dierenartsen kom ik namelijk steevast tegen dat zij het ongelooflijk druk hebben, erg hard werken tegen schamele verdiensten, altijd klaarstaan – ‘bij nacht en ontij’ – en tot het uiterste gaan om dieren de noodzakelijke zorg te geven. Als zij dit niet uit liefde doen, uit wat dan wel?
Toch resoneert het citaat. Een gejaagd mens komt meestal niet liefhebbend over. Eerder als iemand die met heel veel dingen bezig is, maar niet met jou. Je voelt je ook niet bepaald uitgenodigd, nog méér op het bordje van deze persoon te leggen. Een slecht uitgangspunt voor een precair gesprek met een dierenarts over een ziek dier of een bedrijfsprobleem. Iemand die haast heeft, komt eerder angstig over. Als een pakketjesbezorger die er niet op kan wachten dat de deur wordt opengedaan, terwijl dat nu net de essentie is van ‘bezorgen’. De angst om tegen het einde van de dag tekort te schieten, is misschien wel precies de drijfveer die op gespannen voet staat met ‘liefdevol’. Want als wij bij een dierenarts komen, die alle tijd voor ons heeft en de rust neemt om een probleem goed uit te zoeken, voelen wij die liefde wél. Niet alleen veehouders en eigenaren, maar zeker ook de dieren in kwestie, laten zich wat dat betreft niets wijsmaken.
Maar er is nóg een reden om haast te wantrouwen. Het is een teken van slechte zelfzorg. Een dierenarts die – om wat voor reden dan ook – aanhoudend gejaagd is, neemt te weinig tijd voor zichzelf. Soms gaat diegene er nog prat op ook; dat de lunch er alweer bij in is geslopen. Dat er naast het werk geen tijd is voor sport, hobby’s en andere passies. Of nog erger, voor vrienden, partner en/of kinderen, die toch samen op nummer 1 behoren te staan in het leven. ‘Diergeneeskunde is een roeping’ krijgt op die manier de lading van een zwart gat. De oorspronkelijk liefde voor het beroep maakt plaats voor ‘leegte’ of zinloosheid. Bij een zwart gat is wat men erin stopt, immers nooit genoeg. Professionele autonomie – een belangrijk ‘wezenskenmerk’ van de dierenarts – houdt dus óók in dat we goed met onze tijd kunnen omgaan. Zodat we het beroep ‘met eer en waardigheid’ kunnen uitoefenen en dit niet ten koste gaat van onze liefde voor mens en dier. Bij ethische dilemma’s mag een weging van het belang van de dierenarts zelf daarom mijns inziens niet ontbreken.
Er zijn naast klachten over een hoge werkdruk, meer signalen dat de dierenarts niet altijd goed voor zichzelf weet te zorgen, evenmin als de paraveterinair trouwens. Er is sprake van toenemende boosheid van klanten en collega’s, tot en met regelrechte agressie. Klanten hebben torenhoge verwachtingen, maar beperkte middelen, of juist onbeperkte middelen. Collega’s zijn zélf niet altijd in staat een luisterend oor te bieden, in plaats van het advies te geven om ‘nog een tandje bij te zetten’. Wat in het geval van gejaagdheid alleen maar leidt tot verlies van nóg meer werkvreugde en uitval. Zonde, want de liefde voor de diergeneeskunde kan ook levend worden gehouden, door op tijd stil te staan bij de vraag: waar ben ik mee bezig? En als het antwoord is ‘geen idee meer’, op zoek te gaan naar een manier om de batterij weer op te laden. Daarover een andere keer meer!
Om erachter te komen hoe het wérkelijk is gesteld met de dierenartsen in Nederland – of zij nu werkzaam zijn in de praktijk of in de grote kring daaromheen – is de KNMvD een uitgebreid onderzoek gestart naar de mentale gezondheid onder leden en niet-leden. Graag massaal en uitgebreid invullen als je de enquête krijgt! Het is de bedoeling deze nulmeting te laten volgen door een jaarlijkse peiling. De resultaten geven hopelijk goed zicht op eventuele problemen, maar vooral handvatten voor oplossingen. En als het gelukkig meevalt, is dat natuurlijk óók goed. Ik ben ervan overtuigd dat ons veterinaire hartje klopt – ja, dat voelen we! – maar misschien moeten we het niet opjagen, maar beter koesteren.
Zie: Monitor Mentale Gezondheid Dierenartsen